Begrijpen van de verschillende reporting identities in GA4 | Artikels

Het belang van Reporting Identities in GA4

1 juli 2024 markeerde een belangrijke dag: het einde van Universal Analytics (UA). Dit betekende dat alle gebruikers moesten overstappen naar Google Analytics 4 (GA4) en afscheid moesten nemen van hun vertrouwde UA. Inmiddels hebben de meeste van ons de tijd gehad om vertrouwd te raken met de interface en tools van GA4. Maar het begrijpen van de data die we analyseren is minstens zo belangrijk, zo niet belangrijker, dan het navigeren door het platform.

De introductie van GA4 ging niet alleen over het introduceren van nieuwe interfaces; het bracht een fundamentele verandering in hoe data wordt verzameld, verwerkt en gerapporteerd. Met de toenemende focus op privacy is de adoptie van Consent Mode—zowel in de basis- als geavanceerde vorm— een standaard geworden. Dit roept echter een essentiële vraag op: wat betekent Consent Mode voor de data die we in onze rapporten zien?

Het antwoord ligt in de reporting identities van GA4, een functie die bepaalt hoe gebruikersdata wordt toegewezen en gemodelleerd. In tegenstelling tot UA, waar data-attributie volgde op relatief rigide regels, maakt GA4 gebruik van een flexibel identiteitssysteem dat kan schakelen tussen geobserveerde (door gebruikers verstrekte) en gemodelleerde (systeemgegenereerde) data, afhankelijk van het niveau van verkregen toestemming.

Dit onderscheid is niet langer een klein technisch detail, het is cruciaal voor de interpretatie van data. Wanneer toestemming wordt onthouden, past GA4 geavanceerde modelleringstechnieken toe om hiaten op te vullen en continuïteit in rapportage te waarborgen. Toch verschillen deze gemodelleerde inzichten op belangrijke manieren van direct geobserveerde data. Zonder een duidelijk begrip van dit verschil lopen analisten het risico om hun bevindingen verkeerd te interpreteren, wat kan leiden tot scheve strategieën en beslissingen.

De verschillende reporting identities in GA4

Het verschil tussen de reporting identities ligt in de manier waarop gebruikersinteracties over apparaten en sessies worden verenigd. Dit heeft direct invloed op de nauwkeurigheid van je data-analyse en hoe je de data moet interpreteren.

GA4 biedt drie reporting identity-opties:

  • Blended: Deze methode geeft prioriteit aan identificatiemiddelen in de volgende volgorde: User-ID, Device ID en vervolgens modellering. Als een User-ID beschikbaar is, gebruikt GA4 deze om gebruikersinteracties over apparaten heen te volgen. Zo niet, dan wordt de Device ID gebruikt. Wanneer geen van beide beschikbaar is—bijvoorbeeld wanneer gebruikers analytics-cookies weigeren—gebruikt GA4 modellering om gebruikersgedrag te schatten op basis van vergelijkbare gebruikers die wel data hebben verstrekt. Deze aanpak streeft naar een allesomvattend beeld van gebruikersactiviteit, met een balans tussen nauwkeurigheid en beschikbaarheid van data.
  • Observed: Deze optie is uitsluitend gebaseerd op direct verzamelde data, waarbij eerst de User-ID wordt gebruikt en vervolgens de Device ID als de User-ID niet beschikbaar is. Er wordt geen gemodelleerde data gebruikt, wat het geschikt maakt voor analyses die strikt geobserveerde gebruikersinteracties zonder schattingen vereisen.
  • Device-based: Deze methode gebruikt uitsluitend de Device ID om gebruikersinteracties te volgen, waarbij User-IDs en gemodelleerde data worden genegeerd. Elk apparaat wordt behandeld als een aparte gebruiker, wat kan leiden tot overrapportage van individuen die op meerdere apparaten met je bedrijf interacteren. Deze aanpak is mogelijk minder nauwkeurig in het weergeven van unieke gebruikers, maar is wel eenvoudig in gebruik.

Welke reporting identity moet ik gebruiken?

Het kiezen van de juiste reporting identity hangt van verschillende factoren af, maar je moet vooral kijken naar de specifieke inzichten die je wilt verkrijgen.

  • Blended: Biedt het meest holistische beeld door geobserveerde en gemodelleerde data te combineren. Dit is vooral nuttig wanneer gebruikersconsent varieert. Houd er echter rekening mee dat gemodelleerde data schattingen bevat, wat de nauwkeurigheid kan beïnvloeden.
  • Observed: Geeft een helder beeld op basis van uitsluitend door gebruikers verstrekte data, waarbij alle gerapporteerde interacties direct geobserveerd zijn. Dit is voordelig voor naleving en nauwkeurigheid, maar kan resulteren in datagaten wanneer gebruikersidentificatie ontbreekt.
  • Device-based: Vereenvoudigt tracking door zich te richten op apparaten, maar kan het aantal gebruikers overschatten doordat meerdere apparaten niet aan één gebruiker gekoppeld worden. Deze aanpak is handig wanneer gebruikersidentificatie niet haalbaar is, maar biedt een minder nauwkeurige weergave van uniek gebruikersgedrag.

Voordat je begint met een analyse, is het belangrijk om duidelijk te maken wat je wilt onderzoeken en de reporting identity te kiezen die het beste bij je doelen past.

Tot slot is het belangrijk op te merken dat je de reporting identity op elk moment kunt aanpassen. Dit verandert de data zelf niet, maar alleen de manier waarop deze wordt weergegeven. Wees echter voorzichtig: wanneer je de reporting identity aanpast, wordt deze voor iedereen die naar de GA4-property kijkt aangepast.


publication auteur Lotte Vranckx
AUTHOR
Lotte Vranckx

| LinkedinDit E-mail adres wordt beschermd tegen spambots. U moet JavaScript geactiveerd hebben om het te kunnen zien.

  

 

Tags:

Contacteer Ons

Semetis | Scheldestraat 122, 1080 Brussel - België

welcome@semetis.com

Volg Ons

Cookie Policy

This website uses cookies that are necessary to its functioning and required to achieve the purposes illustrated in the privacy policy. By accepting this OR scrolling this page OR continuing to browse, you agree to our privacy policy.